image/svg+xml

Piet Tillema: 'Grootmoediger, heroïscher kan ik het niet maken'

Verhaal

Piet Tillema: 'Grootmoediger, heroïscher kan ik het niet maken'

Plaatje bij verhaal: 17_hulpverbandplaats_salatiga1948.jpg

Piet Tillema: 'We gingen met de boot naar Indonesië. Toen kwamen we aan en werd ik ingedeeld bij de 31e hulpverbandplaats. Kijk, als een militair een mankementje heeft dan is er binnen het onderdeel waar hij bij hoort wel een korporaal of misschien wel een arts die helpen kan. Dat is dus eerstelijns verzorging. De tweedelijns is een verplaatsbaar hospitaal. Dat is zo’n 31e hulpverbandplaats. 180 man met twaalf artsen en twee infanterieofficieren, waarvan ik er één was. Die werd dan verhuisd als het nodig was, als de troepen voorwaarts gingen, als ze achteruit gingen. Dan namen wij dus de gewenste gebouwen in beslag, om daar een hospitaal van te maken, met het materiaal dat wij daarvoor hadden.

We kwamen eerst in Semarang terecht. Die jongens hadden een opleiding van drie maanden gehad in Nederland en moesten daar even operatieassistent worden of verpleger of het verzorgingsniveau handhaven of wat dan niet al. Dus we werden in het Wilhelminaziekenhuis in Semarang verder op de tropische situatie voorbereid. Vervolgens kwamen we in Midden-Java bij de T-brigade. Van Semarang gingen we naar Salatiga. Dat was een omgeving met mensen die ons niet zo welgezind waren. Daar werd ook geschoten en veel patrouille gelopen.

Mijn functie was ervoor te zorgen dat die jongens er goed uitzagen, dat ze gestraft werden als ze weer over tijd het ziekenhuis betraden, alles wat een militair behoort te doen en de goede orde houden. Zorgen dat die kampementen goed bewaakt werden. Dan krijg je er een terrein bij: is die nog goed afgesloten? Hoe zijn de uitgangen? Wij moesten zorgen dat er wacht gelopen werd: wie doen dat allemaal? En wat is wachtlopen in dit geval? Alles wat nodig is voor het interne militaire gedrag, laat ik het maar zeggen.

De artsen die wij hadden, waren allemaal gewone huisartsen. Sommigen waren specialist. De grootste groep moest gewoon binnen het hospitaal de gewonden en zieken – vooral geslachtsziekten bestrijden. Die kwamen nooit het kamp uit eigenlijk. Dan waren er drie geneesheren die naar een bataljon gingen om één keer in de week een spreekuur te houden. Dan waren er die detailzaken moesten regelen. Hoe spreken we de troepen aan om te zeggen: “Nou plassen mannen en je eigen plas inleveren.” Waar haal je je drinkwater vandaan? Even kijken of dat goed is. We hadden wel onderdelen die ook voor de eerste hulp dienden – dat was dan de eerstelijns gezondheidszorg. Wij waren de tweede. Wij namen de zieken ook op. In elk hospitaaltje lagen variërend van 30 tot 80 mensen, die lagen in die bedden van ons en moesten ook verzorgd worden. Als de operatie onvoldoende bekend was bij de aanwezig artsen, als wij er niet het geëigende materiaal voor hadden, maar het ziekenhuis wel, dan werden ze naar een hoger echelon gebracht.

We hadden ook jongens die meegingen naar het front, de ziekendragers, dat was wel een jobje hoor! Die moesten ook verdomd 24 uur te voet ergens heen en dan weer terug. Die zagen er wel echt vermoeid uit. Dus er waren er van het onderdeel wel die dichtbij het vuur zaten. Ja, dat was een stroom van een stuk of vijftien militairen die om de beurt de kans kregen om held te worden. We hebben één jongen gehad, die heeft een medaille gekregen voor een bijzondere prestatie. Zo’n ziekendrager heeft een gewonde soldaat gesleept onder het vuur weg, laag gehouden en heeft dus zichzelf en die man gered. Dat vond de commandant van dat bataljon zo geweldig dat hij dus een ridderorde of zoiets gekregen heeft. Zo actief aan het front zijn de meesten van ons nooit geweest. Wij volgden, dat is de normale toestand. En schoten wel eens even terug. Grootmoediger, heroïscher kan ik het niet maken.'

'

Auteur:Ewout van der Horst
Trefwoorden:Indiëgangers
Personen:Piet Tillema
Periode:1947-1950
Locatie:NL

Reacties

Er zijn nog geen reacties op dit item

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.