Jan Willen Buitenweg: 'Atlantische Oceaan heel wat anders dan het Twente-Rijnkanaal'

Brief Jan Willem Buitenweg vanaf M.S. Tegelberg, 4 okt. ’46. ‘De inscheping is vlot verlopen. We zijn ongeveer 4.30 vertrokken en we werden omringd en tot IJmuiden uitgeleide gedaan door tal van plezierboten. Om half één zijn wij aan boord gegaan.’

‘Wij zien op ’t ogenblik niets dan water en nog eens water. Wij slapen hier in hangmatten. Vannacht moet ik al op wacht, de zogenaamde brandwacht. Wij stomen op de grote Atlantische Oceaan. Er staat een flinke wind nog en er zijn dus ook aardige golven. Heel wat anders dan het Twente-Rijnkanaal. Wij zien nu een dag of 3 niets dan water.’

‘Wat betreft hier aan boord zijn 2 keukens met een bakkerij waar allemaal zwarten werken. Wij liggen in het middelste dek, het zogenaamde troependek. Wij lagen eerst onder maar moesten 1 hoger. Daar is het ook een beetje beter, maar toch is het overal veel en veel te vol. […] In ieder troepengedeelte liggen wij met 132 manschappen. De Officieren hebben wel mooie hutten, maar ja daar moet je maar niet aandenken, want dan kun je niet leven. De W.C. dat is niets hier, zulke smerige vuile dingen.’

Brief vanaf M.S. Tegelberg, 23 okt. ’46. ‘Het is 11 uur zojuist te Sabang aangekomen. […] Ik heb de eerste kokosnoten al geproefd, we kunnen ze zo zien hangen aan de bomen. Een heel bos allemaal kokosbomen. Ze hangen helemaal vol. Het is een pracht gezicht hier, allemaal hele grote bergen, allemaal begroeid met palmbomen en andere soorten. […] Als jullie die nog eens konden zien. Het is de moeite wel waard, vooral omdat we in een week niets anders gezien hebben dan water en lucht. Sabang op zichzelf is nog niet zo’n bijzonder grote plaats maar als je toch al dat mooie hier aanschouwt en dan denkt dat is allemaal van dat kleine Nederland daar aan die Zuiderzee dan voel je je eigen weer helemaal groot worden.’