image/svg+xml

Een vroegere rivierloop van de Vecht

Verhaal

Een vroegere rivierloop van de Vecht

Plaatje bij verhaal: vecht2.jpg

De Overijsselse Vecht komt ons land binnen bij de Haandrik (gemeente Gramsbergen) en mondt uit in het Zwarte Water bij Genne (gemeente Zwolle). De rivier wordt aan beide zijden begeleid door hoge zandruggen of zandkoppen waarop men soms essen aantreft. Dat zijn deels dekzandruggen, deels rivierduinen, voor een deel komen ook stuifzandruggen voor.

De Vecht blijkt in zijn dal niet steeds dezelfde weg gevolgd te hebben, door het meanderen is de loop vaak veranderd. In het landschap zijn op veel plaatsen van die oude beddingen herkenbaar. Niet alleen in de vorm van dode rivierarmen doch ook door het voorkomen van lage weilanden met gebogen begrenzingen, door langwerpige en bochtige moerasbosjes en in natte tijdens soms door meer wateroverlast in doorlopende laagten. Ook in de bodem zijn vaak aanwijzingen over oude beddingen te vinden. Bestaan de gronden in het Vechtdal veelal uit zand met wel of niet een kleilaag, in oude beddingen kan de bodem geheel of grotendeels bestaan uit opvallend veel klei, leem of veen, soms in een sterk gelaagde afwisseling met zand. Reeds vroeg hebben er mensen vertoefd op de hoogten naast de Vecht. Lange tijd is daarover weinig bekend geweest. Met name door activiteiten van amateurarcheologen is de kennis daarover de laatste 25 jaar sterk uitgebreid.

De situatie ten westen van Dalfsen

Het is opvallend dat ten westen van Dalfsen tot aan Berkum de Vecht die begeleidende keten van zandhoogten mist, terwijl zuidelijker wel zo’n keten aanwezig is doch zonder een rivier. Bedoeld wordt de opvallende boog van hogere gronden waarop vanaf Dalfsen de volgende buurschappen en andere bewoningen worden aangetroffen: Den Berg, Emmen, Mataram, Hoonhorst, Lenthe, Wijthmen, lerte, Soeslo, Herfte en Veldhoek terwijl die boog bij Berkum weer aansluit aan de Vecht. (zie kaart hier direct onder).

Merkwaardig is tevens dat in die boog op meerdere plaatsen archeologische vondsten zijn gedaan welke er op wijzen dat destijds in de zeer nabije omgeving bevaarbaar water geweest moet zijn. Sinds kort is men zich de vraag gaan stellen of mogelijk de Vecht ooit daar gestroomd zou kunnen hebben en of die keten van zandhoogten daarbij die oude loop van de Vecht zou markeren. Mocht die vraag bevestigend beantwoord worden, dan zou als tweede vraag naar voren komen of ook de ligging van die vroegere loop aan te wijzen zou zijn. Zandhoogten wijzen alleen op de nabijheid van een rivier als dit rivierduinen zijn; bestaan die hoogten uit dekzanden en/of uit stuifzanden, dan behoeft daarlangs geen rivier gelegen te hebben.

Geologisch - bodemkundige beschouwing

a. Zandhoogten
Gericht veldonderzoek naar het wel of niet rivierduin zijn van de bedoelde zandhoogten heeft niet plaats gevonden. Er zijn geologische en bodemkundige gegevens geraadpleegd die betrekking hebben op dit gebied. Enerzijds kaarten en publicaties van de Rijks Geologische Dienst, anderzijds kaarten en publicaties van de Stichting voor Bodemkartering. In het laatste geval is ook archiefmateriaal geraadpleegd. De naam "rivierduinen" werd daarin voor deze zandhoogten niet aangetroffen. Wel werd in een publicatie gesproken over "verstoven Vechtzanden" en dat is hetzelfde. Opgemerkt werd daarbij dat daarin nog maar een geringe mate van bodemvorming voorkomt.

Uit een ander rapport, dat betrekking heeft op een zeer groot gedeelte van dit gebied, kan uit de bodembeschrijvingen niet alleen worden afgeleid dat rivierduinen voorkomen, doch mogelijk zelfs rivierduinen van duidelijk verschillende ouderdom. Wat daarbij als jongere rivierduin is aan te merken komt overeen met die "verstoven Vechtzanden"; op de zandhoogte van Hoonhorst-Wijthmen e.o. komen deze vrij algemeen voor. Indien ze niet door een esdek zijn bedekt, dan wordt als bodemprofiel veelal een Vorstvaaggrond aangetroffen; komt wel een esdek voor dan is de bodemvorming veelal nog geringer.

Die vage profielontwikkeling is een aanwijzing dat de tijd voor bodemvorming betrekkelijk kort is geweest; een laatholocene ouderdom is daarom aan te nemen. Meestal wordt op die rivierduinen een esdek aangetroffen van normale dikte. Als begintijd voor de esophoping wordt 800 à 1400 na Chr. aangehouden. Het ontstaan van die jongere rivierduinen moet derhalve ouder zijn; te denken valt aan een vorming gedurende het Subboreaal (± 3000 - ± 900 v. Chr.). Onder die jongere rivierduinen wordt vaak een overstoven bodem aangetroffen, meestal een humuspodzol gevormd in het afgeronde en matig fijne dekzand. Rivierduinen van oudere datum komen mogelijk voor onder Mataram en Herfte.

In het rapport wordt vermeld dat daar humuspodzolprofielen zijn gevormd in scherp aanvoelend matig grof zand. Dat zand is dus geen dekzand, doch een andere vorm van rivierzand. Ze liggen in het terrein als zandhoogten, zodat aan een opstuiving van dat rivierzand gedacht mag worden. Dat daarin een duidelijke humuspodzolprofiel is ontwikkeld wijst op een grotere ouderdom dan de zojuist beschreven rivierduinen. Langs de rivier de IJssel komen duidelijk humuspodzolprofielen voor, gevormd in rivierduinen van vroeg-holocene ouderdom (Preboreaal, ± 8000 - ± 7000 v. Chr.). Het lijkt niet uitgesloten dat deze gronden langs de Vecht van een zelfde ouderdom zijn, doch zekerheid bestaat daarover niet. Tenslotte zij opgemerkt dat ook op deze "oudere rivierduinen" een esdek wordt aangetroffen.

b. Vecht/open
Nadat is vastgesteld dat hier inderdaad sprake is van rivierduinen, wordt de vraag actueel of ook de ligging van die vroegere Vechtloop is aan te wijzen. Een vroegere Vechtloop zal gezocht moeten worden in de korte nabijheid van de zandhoogten. Enerzijds is het ontstaan van rivierduinen gekoppeld aan het aanwezig zijn van een stroomgeul, anderzijds wegens de archeologische vondsten bij  stromend, bevaarbaar water. Op topografische kaarten en op bodemkaarten is nagegaan of daar doorlopende lage gronden voorkomen in zo'n patroon dat een oude loop van de Vecht mogelijk geacht mag worden.

Tevens is op bodemkaarten nagegaan of de bodemopbouw ook aanwijzingen zou geven over oude beddingen. Op de afbeelding is het resultaat geschetst. Een baan is aangegeven vanaf de Berger Aa, langs Mataram, Lenthe, Wijthmen, Soeslo, Boschwijk, Oosterenk, Brinkhoek en Langenholte. Een intrigerende vraag tijdens die kaartenvergelijking was wel of vanaf Soeslo ook nog een zuidelijker loop aangegeven zou kunnen worden, die dan door Zwolle zou lopen. Het lijkt niet uitgesloten, doch is vanuit de geraadpleegde kaarten niet aantoonbaar. Een aftakking ten noorden van Boschwijk achten we niet aannemelijk.

In de Marshoek valt op de bodemkaart nog een figuratie op die eveneens doet denken aan een vroegere Vechtloop daar. Dat zal echter niet de loop kunnen zijn waarlangs de "jongere rivierduinen" zijn ontstaan. Of hierlangs soms de "oudere rivierduinen" zijn ontstaan is vanuit deze kaartvergelijkingen niet te zeggen. Het is niet onmogelijk dat destijds de Vechtloop vanaf Mataram langs Herfte heeft gelegen en dat dit daar nog de sporen van zijn.

Archeologisch overzicht

a. Het gehele Vechtgebied.
In de archeologie speelden tot voor kort de Vechtstreek en Salland nauwelijks een rol, dit in tegenstelling tot Drenthe met zijn hunebedden en Gelderland met zijn grafheuvels. De Overijsselse Vechtstreek miste deze opmerkelijke monumenten en de archeologische kennis bleef daardoor zeer beperkt. De laatste 25 jaar is daarin duidelijk verandering gekomen. Door de oplettendheid van een aantal amateurarcheologen zijn zovele en zo waardevolle vondsten gedaan, dat de kennis en het inzicht betreffende dit gebied sterk is toegenomen. Gebleken is dat de Vechtstreek een schat aan prehistorische gegevens bevat. Er zijn vondsten gedaan uit de Oude Steentijd (± 9000 v. Chr.), uit de Midden Steentijd (± 7000 v. Chr.), de Nieuwe Steentijd (± 3000 v. Chr.), de Bronstijd (± 1500 v. Chr.), de IJzertijd (± 600 v Chr.), de Frankische tijd (± begin jaartelling) en ook vrij veel uit de middeleeuwen. 

De mensen uit die perioden hielden zich bij voorkeur op, op hoger gelegen gronden in de nabijheid van stromend water. Dat water was van levensbelang. De mens zelf dronk graag helder water, doch ook de dieren. Voor de jagers betekende dit dat ze daar wild konden verwachten, voor de latere veeboeren dat ze daar  drinkgelegenheid hadden voor hun vee. Verder kon de zwervende mens zich op een rivier goed oriënteren en mogelijk is er reeds van het begin af gebruik gemaakt van de bevaarbaarheid; dat laatste zeker indien er sprake is van enige handelsrelaties. Zo vormde een rivier een uniek, natuurlijk communicatiemiddel. Vandaar dat op de hoge gronden langs de Vecht een keten van vindplaatsen bekend is geworden.

b. Ten westen van Dalfsen.
De meest westelijke vindplaats langs de huidige loop van de Vecht ligt te Dalfsen, in het uitbreidingsplan Pol haar. Daar zijn enige jaren geleden door leden van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland (AWN) en de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) prehistorische vondsten gedaan uit diverse perioden. Westelijk van Dalfsen zijn langs de huidige Vecht geen vindplaatsen bekend. Aan de zuidzijde van de Vecht buigt de baan met vondsten zich bij Dalfsen van de Vecht af en volgt de boog met zandhoogten over Hoonhorst-Wijthmen e.o. Zo zijn in het verleden bewoningsplaatsen ontdekt in de buurschappen Hoonhorst, Lenthe, lerte en Herfte. In 1981 is het aantal vindplaatsen uitgebreid door vondsten in Emmen en in Hoonhorst. Voor een deel dateerden die uit de middeleeuwen, doch daarnaast werd een nederzetting en een begraving ontdekt uit de Frankische tijd (100-200 na Chr.) en verder een klokbekerbewoningslaag uit de Nieuwe Steentijd (±2000 v. Chr.).

Tot dusver werd verondersteld dat vroeger de mensen daar geleefd zouden hebben langs een of ander Sallands stroompje. Door het toenemen van het aantal vindplaatsen op deze boog zandhoogten, en het ontbreken van vindplaatsen langs de huidige Vecht, werd de gedachte geboren dat de Vecht vroeger hierlangs gestroomd zou hebben. Deze gedachte werd versterkt doordat hier ooit een scheepshaak en resten van een beschoeiing zijn gevonden. De Vecht zou daar gestroomd moeten hebben tot in ieder geval ± 200 na Chr. De vondsten uit de middeleeuwen hier behoeven niet te wijzen op een oude Vechtloop. Toen was de situatie zo geworden dat men zich alom in het zandgebied ging vestigen, niet in hoofdzaak langs de rivieren. Men ging weteringen graven, dijken en wegen aanleggen enzovoort.

Eén van die oude wegen is de Twentseweg, een handelsroute van Zwolle naar het oosten. Die weg kruist eerst ten zuiden van Boschwijk en even daarna nabij Lenthe die oude Vechtloop. Er zijn geen aanwijzingen dat daar de Vecht toen nog stroomde. Integendeel. De Vecht was een bevaarbaar water; er was scheepvaart vanuit Zwolle naar bijvoorbeeld Twente. Het is ondenkbaar dat men voor de land-handelsroute naar het oosten zo'n bevaarbaar water onnodig zou gaan kruisen; men zou dan aan één zijde van de Vecht zijn gebleven en de weg over Soeslo en lerte hebben aangelegd. Aangenomen mag daarom worden dat de Vecht de huidige loop is gaan volgen tussen 200 en 1300 na Chr.

*Dit artikel is eerder verschenen in het tijdschrift IJsselakademie nr. 2 - juni 1982

Auteur:A. Goutbeek en C. Hamming
Trefwoorden:Vecht, Haandrik, Water Overijssel
Personen:C. Hamming
Locatie:Overijssel
Thema's:Overijssel en het water

Reacties

Er zijn nog geen reacties op dit item

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.