image/svg+xml

Een drama in Zwartsluis, 1826

Verhaal

Een drama in Zwartsluis, 1826

Plaatje bij verhaal: nl-zlhco_264_tp000931_resize.jpeg

In een brief, geschreven op 7 december 1826 door de burgemeester van Zwartsluis en gericht aan "de Heer Officier bij de Regtbank van eerste aanleg, zitting houdende
te Zwolle", wordt gesproken over een zekere Trijntje Jans Louwen.

Burgemeester J. van Setten bericht dat op hedenmorgen twee gerechtsdienaars hebben verklaard even tevoren, in een sloot, lopende achterlangs de huizen van de 3e wijk (= het zgn. Buitenkwartier) en "gemeenschap hebbende met de rivier het Zwarte Water", te hebben gevonden het lijk van Trijntje Jans Louwen, "omtrent wie ik de eer had u weledele op gister bij mijn missive (= brief) onder nr. 552 te onderhouden, als onder Suspicie (= verdenking) gelegen hebbende van kindermoord. Daarna hebben wij het lijk naar haar woonhuis doen brengen en ons, geadsisseerd met de Genees-, Heel- en Vroedmeester E. Botschoever, naar het huis begeven, teneinde te onderzoeken of er sporen van gewelddadige dood ofandere omstandigheden aan het zelve zouden zijn gepleegd, doch hebben daar van, mede luidt de verklaring van voornoemde geneesheer, niets ontdekt".

Twee vragen

Wat was er gebeurd? Verdenking van kindermoord is niet mis. Dat maakt je leven, zeker in een kleine gemeenschap, vrijwel onmogelijk. Ook als na onderzoek zou blijken dat de verdenking onterecht was, dan zou er in zo'n gemeenschap altijd iets van blijven hangen en Trijntje met de vinger worden nagewezen. Geen rook zonder vuur, nietwaar? Twee vragen moesten worden beantwoord. Was Trijntje Jans Louwen wellicht familie van mij en wat stond er in die "missive" van een dag tevoren? Op de eerste vraag luidde het antwoord bevestigend. Uit haar overlijdensakte blijkt dat zij weduwe was van Jan Kruis en uit de huwelijksakte komt naar voren dat het ging om Trijntje Cornelis Louwen die op 26 juli 1811 getrouwd was met Jan Wichers Kruijs, "matroos op 's Keizers Schip Rotterdam, gelegen op de Reede van Texel, zoon van Wicher Wichers Kruis, van beroep schipper, en Aaltje Wichers Klaren, Ehelieden van Giethoom".

Trijntje was, hetgeen ik al wist, een dochter van wijlen Comelis Louwen (zoon van voomoemde Louw Comelis), lid van 't Grootschippersgilde van Zwartsluis en beurtschipper op Amsterdam, en Annegje Geerts Haagen. Wellicht is de deels verkeerde naamgeving van Trijntje ontstaan, omdat zij, als enig kind van Cornelis Louwen, vaak bij haar tante, de hertrouwde vrouw van Jan Louwen, en haar veel oudere nichtjes Leentje (Leuntien), Grietje en Hendrikje over de vloer kwam. Zij waren haar enige naaste familieleden in Zwartsluis, en zullen haar vast bemoeder hebben. De halfbroers Jan en Cornelis Louwen waren toen overigens allang overleden, namelijk in 1778 en 1790.

Brief 6 december 1826

Intussen was de "missive" van 6 december 1826 gevonden. Deze tweede brief lichtte een flinke tip van de sluier op. Hierin bericht de burgemeester dat zich "gister in de namiddag bij ons vervoegde de persoon van Simon Arondius, van beroep vleeshouwer en woonachtig in deze gemeente in het Buitenkwartier, dewelke ons te kennen gaf, dat hij des morgens omstreeks half acht uuren opgestaan zijnde, achter zijn huis was gegaan om zig bij de sloot te wasschen; dat hij alstoen op zekeren afstand van hem bij denzelfde sloot had gezien een buurvrouw twee huizen van hem afwonende, met namen Trijntje Jans Louwen, weduwe Jan Kruis; dat dit zijn aandacht tot zich had getrokken wijl hij vermeende gehoord te hebben de vorige dag zij alstoen in barensnood was." Zij had zich naar zijn mening verdacht gedragen en daarom had hij aan twee buurvrouwen gevraagd (Hendrikje Hugen, vrouw van Berteld Moorman, en Grietje de Venot, vrouw van Koert Schuring) of zij iets van de bevalling wisten, maar zij waren daarvan "onkundig, in zoverre dat zij er als naburen niet (bij) geroepen zijn". De weduwe Theunis Vinke, een oude, stokdove vrouw, bij wie Trijntje inwoonde, had de vorige dag echter tegen hen gezegd "het is dan nu tog met Trijntje Jans Louwen zo niet als men gezegd heeft dat zij in de kraam moet, want ik heb bespeurd dat zij de vloed heeff'.

Dit wekte verwondering, "daar het algemeen gerucht toch wilde dat voornoemde Trijntje hare zwangerschap reeds zo ver was gevorderd, dat men eerlang hare bevalling tegemoet zag". Buurman en buurvrouwen vervoegden zich daarom bij Trijntje en vroegen haar wat er is voorgevallen. Zij zei: "Ik heb tusschen Zaterdag- en Zondagnacht een miskraam gehouden, mij zelven daarmee gered, en op de pot gezeten zijnde schoot mij de boel ineens af en toen heb ik een en ander met de pot naar het water (= de sloot) gebragt en daarin geworpen". Desgevraagdvoegde zij hieraan toe "na haar gedachten vijf maanden zwanger te zijn geweesf'. De argwanende buurman Arondius meldt dit aan de burgemeester en die laat een onderzoek instellen.

Trijntje herhaalde wat zij eerder gezegd heeft. De burgemeester laat daarop "in tegenwoordigheid der Gerechtsdienaars de ganschen dag, op en om de plaats waar Trijntje zegt haar vrucht nedergeworpen te hebben, doen vissen", doch tevergeefs. Er wordt niets gevonden. De burgemeester schrijft in zijn brief verder dat Trijntje "gedurende haar Weduwestand reeds twee onechte kinderen heeft gehad en ten derde male dus zwanger was" en dat hij "morgen andermaal zal doen vissen". Die morgen wordt Trijntje levenloos bij de sloot aangetroffen.

Tot slot

Trijntje is kennelijk onder een ongelukkig gesternte geboren. Ze kwam in 1788 ter wereld. Haar vader stierf eer zij twee jaar oud was en haar huwelijk was van korte duur. Haar man, Jan Kruis, is voor 1816 overleden. Hoewel zijn overlijdensakte niet is gevonden, kunnen we dit afleiden uit de doopinschrijving van haar dochtertje Heintje op 5 maart 1817; Vader NN., aldus de inschrijving. Jan Kruis was bovendien ten tijde van zijn huwelijk matroos op "'s Keizers Schip Rotterdam", dat op de "Reede van Texel" lag, en zal dus weinig thuis zijn geweest. Er zijn geen kinderen uit dit huwelijk voortgekomen.

Na het overlijden van haar man moest Trijntje het alleen zien te redden. Volgens haar overlijdensakte was zij arbeidster. Kortom, van een huwelijksleven zoals een jonge vrouw zich dat voorstelt, was zeker geen sprake. Met de dood van Trijntje eindigt het onderzoek van de burgemeester; hij zal niet verder hebben "doen vissen". Wat er in werkelijkheid is gebeurd komen we uiteraard nooit te weten; alleen Trijntje wist welke wanhoop haar op 38-jarige leeftijd naar de waterkant dreef. We mogen hoe dan ook van een drama spreken. Van de twee genoemde buitenechtelijk kinderen heb ik er maar één kunnen vinden; dochter Heintje wordt op 5 maart 1817 gedoopt in aanwezigheid van de moeder; vader NN. Daarna tref ik haar niet meer in enig register aan. Het tweede buitenechtelijke kind heb ik niet kunnen vinden.

*Dit artikel is eerder gepubliceerd in het huisorgaan van de IJsselacademie, 20e jaargang, nr. 4, 1997, 105-108.
** Titelfoto: Gezicht op Zwartsluis, 1700. (collectie HCO)

Auteur:Herman Louwen
Trefwoorden:Miskraam, Voor de rechter
Periode:1826
Locatie:Zwartsluis
Thema's:Voor de rechter. Criminaliteit in Overijssel

Reacties

Er zijn nog geen reacties op dit item

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.