image/svg+xml

Bezetting, Bevrijding: Zes maanden

Verhaal

Bezetting, Bevrijding: Zes maanden

Plaatje bij verhaal: anne_wijma_fdz_2014_3_0.jpg

Op 25 april werden de Frits de Zwerverprijzen 2014 uitgereikt. De derde prijs werd gewonnen door Anne Wijma uit Zwolle:

Zes maanden 

De man in de witte jas praatte, maar er kwam geen geluid uit zijn mond. Op de stoel naast me begon mijn dochter te huilen. Ze bracht haar mond vlak bij mijn oor. Kanker. Baf. Nog zes maanden. Baf. Ik deinsde achteruit alsof ze me een klap had gegeven. De man in de witte jas knikte meelevend. Ik hees me uit mijn stoel, liep met knikkende knieën naar de deur. Ik had willen rennen. De deur dicht willen smijten. Zes maanden. De zandloper begon te lopen. Elke seconde telde. Ik had nog zoveel te doen. Hoe kan je je leven goedmaken in zes maanden?

 

Een beetje verloren liep ik over het vliegveld. De koffer reed met ratelende wieltjes achter me aan. Mijn ticket in de hand. Vlucht D14. Vertrektijd tien voor twee. Ik wierp een blik op het horloge om mijn pols. Tijd om richting gate te gaan. Om me heen maakten gezinnen zich klaar om op reis te gaan. Iedereen zijn tas bij zich? Wie moet er nog naar de wc? Maar Rachel had geen tas mee kunnen nemen. Rachel had niet van tevoren naar de wc kunnen gaan. Haar moeder had er zelfs niet naar kunnen vragen.

 

Rachel hapte naar adem. Ze kreeg geen lucht meer. De geur van zweet verstikte haar. Nergens  frisse lucht, alleen maar lichamen. De vrouw naast Rachel had overgegeven en hing nu slap tegen haar aan. Ze stonk een uur in de wind. Rachels tong plakte vast aan haar gehemelte. Het staccato kedeng-kedeng-kedeng bonkte in haar hoofd. Ze moest naar de wc. Ze moest zo nodig naar de wc. Ze voelde een stekende pijn in haar buik van het ophouden. Langzaam voelde ze iets warms langs haar been lopen. Het hout onder haar voeten werd nat. Op haar rok verscheen een donkere plek. Beschaamd keek ze om zich heen. Gelukkig. Niemand zag het.

 

Meer wist ik niet. Meer had ze me niet verteld. Niet kunnen vertellen voordat ik de deur dicht deed. Ik tuurde uit het raampje naar de blauwe oceaan onder mij. De tijd tikte.

 

De hotelkamer zag er grauw uit. Maar dat paste wel. Wie had ooit gezegd dat hotelkamers vrolijk moesten zijn? Ik liet mijn koffer op de grond vallen en keek verlangend naar het bed. Ik was moe. De laatste tijd was ik altijd moe. Ik maakte het horloge los en legde het op het nachtkastje. Ik plofte neer op het bed. Wat had ik gedaan?

 

Ze had op een koude dag voor de deur gestaan. Haar ingevallen wangen staken bleek af tegen haar zwarte haar. Een klein koffertje in haar hand. Mijn hand zocht naar de deurpost voor steun. De kleur in mijn wangen moet binnen een seconde zijn weggetrokken. De seconde die ik nodig had om te beseffen wie ze was. Dat ze terug was. ‘Rachel?’

Het meisje glimlachte. ‘U herkent me nog.’

Langzaam knikte ik. ‘Ehm. Kom maar even binnen.’

 

De volgende morgen ontdekte ik hoe groot New York was. Natuurlijk had ik wel verwacht dat het groot zou zijn, maar zo immens had ik me niet kunnen voorstellen. Ik hield een taxi aan en gaf het briefje aan de chauffeur. Het briefje waar ik het adres op had geschreven. Een halfuur later stond ik voor haar appartement. Ik keek naar het horloge. Het was tijd.

 

Langzaam dwong ik mijn vinger op de bel te drukken. Trrring. De deur ging open. Daar stond ze. Rachel. Ze deed een stap achteruit. Zag eruit alsof ze de deur dicht wilde doen. ‘Wat doet u hier?’ Haar stem trilde.

Ik keek naar de grond. Achter mijn rug draaide mijn hand aan het horloge. ‘Ik moet je iets geven. Teruggeven.’

Ze hield de deur een klein stukje verder open. Ze zei niets.

 

Ik zat op haar bank. Rachel zat op de stoel tegenover mij. Ze had nog steeds niets gezegd. Het was mijn beurt. ‘Wil je alsjeblieft verder vertellen?’ Het kwam eruit als gefluister. Rachel verstijfde. Ze wist waar ik het over had.

 

Na uren rijden stopte de trein abrupt. De deuren gingen open. Rachel voelde de frisse lucht haar longen binnenstromen. Eindelijk. Adem. Ze bewoog zich met verkrampte spieren door het gedrang. Naar de opengeschoven deuren. Eruit. Een oude vrouw schudde meewarig haar hoofd. ‘Rustig, meisje.’ Ze hield Rachel tegen met haar hand. ‘Ik weet niet of je hier nu wel zo graag uit wilt.’ Rachel schudde haar van zich af. Liep door naar de deuren. ‘Hoe oud ben je?’ De oude vrouw liep achter haar aan. ’13.’ Rachel keek over haar schouder. De vrouw glimlachte. ‘Dat zou je niet zeggen. Je ziet er ouder uit. Luister naar me.’ Ze keek Rachel indringend aan. ‘Zeg dat je 16 bent.’ Soldaten sloegen hen uit de wagon. Sorteerden. De oude vrouw kwam in de andere rij terecht.

 

‘Over wat er in het kamp gebeurd is, praat ik niet. Daar komt u te laat voor. Twintig jaar geleden stond ik te popelen om mijn verhaal te vertellen. Maar nu niet meer. Nooit meer.’ Haar stem stokte. Ze keek naar de grond. ‘Toen ik uit het kamp kwam, was het eindelijk waar. Ik was 16. Maar ik heb nooit 13 of 14 of 15 kunnen zijn.’

Ik beet op mijn lip.

Rachel stond op uit haar stoel. Ze snoof. ‘Toen ik bij u voor de deur stond en u zei: ‘Kom maar even binnen,’ wist ik zeker dat alles goed zou komen. Maar u was net als alle anderen.’

 

Ik had haar netjes een koekje gegeven. En een kopje thee. Echte thee, die hadden we voor het eerst weer. Ik had naar haar geluisterd terwijl ik de thee in mijn kopje liet ronddraaien. Maar het kon gewoon niet waar zijn. Met een klap zette ik mijn kopje op de tafel neer. De thee gutste over de rand. ‘Jij bent niet de enige die heeft geleden. Mijn man is doodgeschoten omdat hij mensen als jij wilde helpen. Wij hebben net de hongerwinter meegemaakt.’ Ik stond op uit mijn stoel. ‘En de spullen zijn hier ook niet meer.’ Ik was naar de deur gelopen. Had hem opengerukt. Wegwezen. Op het stoepje keek ze me nog even aan. ‘Het is tijd om verder te gaan met leven, Rachel.’ Toen had ik weggekeken. Maar in mijn hoofd hoorde ik zijn stem. De stem van mijn man. ‘Deze spullen moeten we goed bewaren. Dat heb ik de buurvrouw beloofd.’

 

Ik trok mijn mouw omhoog. Zag haar ogen groot worden. Ik maakte het horloge los en legde het op de tafel. ‘Het is van jou. Dat is het altijd geweest.’

Voorzichtig raakte ze het aan. Met haar vingers volgde ze de rand van de wijzerplaat. Een traan gleed over haar wang.

 

‘De andere spullen heb ik verkocht. Het spijt me. Maar dit horloge kan ik je teruggeven.’

Rachel was weer gaan zitten en keek me aan. ‘Waarom nu?’

‘Het was voor mij ook een herinnering. Aan mijn man.’ Ik zweeg. Mijn hand pulkte aan de naad van mijn trui. ‘Vorige week heb ik gehoord dat ik ongeneeslijk ziek ben. Ik heb nog zes maanden. Leven is kort. Ik heb me vastgeklampt aan een herinnering. Maar ik heb jouw herinneringen verduisterd.’

Rachels ogen werden nat. ‘Maar het gaat me niet om die spullen. Het gaat me om de verduistering van de waarheid.’ Ze zuchtte. ‘U smeet de deur dicht terwijl ik net begonnen was met vertellen.’

 

Ze liep naar de deur en deed hem open. ‘Dat is alles wat ik u te zeggen had. Bedankt voor uw bezoek.’ Ik trok mijn jas aan en liep de deur uit. Op het stoepje keek ik haar aan. ‘Het was verkeerd wat ik deed: “Het is tijd,” zei ik. “Tijd om verder te gaan met leven.”’ Met mijn ogen volgde ik het patroon van de tegeltjes. ‘Ik had je moeten helpen om verder te gaan. Maar ik hoop dat het gelukt is. De tijd is zo om.’

 

Ik liep naar de straat om een taxi aan te houden. Gelukkig stopte er snel een. Ik deed de deur open om in te stappen.

‘Wacht!’ Rachel rende naar me toe. ‘Hier.’ Ze drukte me iets in mijn hand. ‘Ik wil u uw herinnering aan uw man niet afpakken. Niet nu.’

 

Ik stapte in. Deed de gordel om. Met een glimlach bedankte ik haar.

Ik keek naar mijn pols. Naar het horloge. Mijn horloge. Voor zes maanden.

 

Zes maanden later lag er een pakketje bij Rachel in de brievenbus. In het pakketje zat een horloge. En een briefje met: ‘Het is tijd.’
 

Anne Wijma
Greijdanus College
april 2014

 

 

Trefwoorden:1900-1950
Periode:1900-1950
Locatie:Zwolle gemeente, Salland

Reacties

Er zijn nog geen reacties op dit item

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.